Heel vroeg in de ochtend hoor ik het specifieke geluidje van de zussen-app. Oei, dat duidt op iets bijzonders. Dat klopt: mijn vader is ’s nachts gevallen en ligt met veel pijn in bed. In zusterlijk overleg wordt vlot afgesproken wie wanneer bij hem is. ’s Middags rijden Marc en ik met slaapspullen en laptops naar hem toe, wij gaan bij hem zijn; praatje, wellicht nog een beetje werken, eten en de nacht doorbrengen.
Ik stap (liever) niet in op lichamelijke verzorging
Mijn gedachten gaan terug naar mei vorig jaar. Op bezoek bij mijn ouders ga ik even in de slaapkamer bij mijn moeder kijken, ze slaapt wel heel lang. Ik tref haar verward aan op de toilet bij haar slaapkamer, niet wetend waar ze is, in een verre andere bewustzijnslaag. Ik maak zo goed en zo kwaad als het kan contact met haar, samen met Marc lukt het uiteindelijk haar weer in bed te krijgen, we verzorgen haar en ruimen de p**p en p*s op. Even heeft ze een helder moment en grapt naar me: “Dit zou jij toch nooit doen, Yvonne?!” Dan zakt ze weer weg. Ja, ze heeft gelijk, ik stap niet in op het doen van de lichamelijke verzorging, daar hebben we het vaker over gehad met elkaar. Geef mij maar het emotionele en mentale vraag- en antwoordgesprek, daar stap ik wel op in. Dat weet ze donders goed, ook nu in al haar kwetsbaarheid. Maar nood breekt wetten, dus nu stap ik wel in op de lichamelijke verzorging, voor even totdat de thuiszorg geregeld is.
Dat doe je toch voor je vader?
Terug naar nu, naar mijn vader. Een kleine week na zijn val – hij heeft niets gebroken, z’n rugspieren zijn behoorlijk verrekt – beginnen we in te zien dat er bijna geen vooruitgang is. Hij ligt bijna 24 uur van de 24 uur op bed. Kleinzoon Niek met partner Milou eten met hem en slapen bij hem. Wat een geschenk! Overdag wisselen we elkaar af: zussen, kleinkinderen, partners. Thuiszorg doet de lichamelijke verzorging één keer per dag. M’n laptop gaat steeds mee, zodat ik ook af en toe iets van werk kan doen, dat lukt sporadisch, m’n concentratie en creativiteit zijn lastig op commando aan te zetten.
Ik begin me opgesloten te voelen, heb moeite om mededogen te voelen naar m’n vader. Waar is mijn liefde? Heb ik dit niet gewoon te doen? Dit doe je toch voor je vader?
In ons zussen-overleg bespreken we hoe het gaat: dit gaan we niet veel langer volhouden. Straks komen ook de nachten er weer bij die we zouden moeten opvangen: er is een grens bereikt. Hoe vervelend ook, in samenspraak met mijn vader en de huisarts spreken we af dat hij naar een revalidatieplek gaat. Teleurstellend en verdrietig!
Grenzen stellen maakt de liefde vrij
Op het moment dat we dat afgesproken hebben, voel ik m’n lijf weer meer ontspannen. Met het aangeven van mijn grens, dat wil zeggen waar ik wel en niet op instap, kom ik weer bij mijzelf terecht. De liefde kan weer stromen :-). Met het grenzen stellen ben ik lief voor mezelf, neem ik mezelf serieus. Dan (over)stroomt de liefde vanzelf weer naar mijn omgeving en mijn vader.
Deze blog is speciaal geschreven voor de Nieuwsbrief Instappen. Over het onderwerp ‘instappen’ heeft Marc ook een blog geschreven: Het belang van bewust instappen in werksituaties.